100 km in de mist

Re­gen, harde wind, mist en grijze dagen waar zelfs een minuscuul zonne­straaltje ontbreekt, het zijn van die dagen dat de meeste fietsers binnen blijven. Ik ook, tot eind september, maar per 1 oktober 2016 was niet het weer leidend maar een afspraak in mijn agenda. Vanwege mijn voorne­men om een jaar lang naar al mijn zakelijke afspraken te fietsen, moest ik ook aan de bak op doodgewone grijze dagen.

Zo had ik een keer een afspraak in Maassluis, meer dan 220 kilometer fietsen. Die dag was het niet alleen grijs, het was ook nog eens heel erg mistig; ik denk dat het zicht nog geen 100 meter was. Urenlang fietste ik door de mist. Pas na ruim 100 kilometer trok de mist op. Niets te zien dus op zo’n dag en toch was dit een van de ritten die me bij zal blijven.

Vier a vijf uur fietsen in de mist: al vrij snel kijk je nergens meer naar, er is toch niets te zien. Je moet alleen wel je fietscomputer met navigatie extra goed in de gaten houden, want anders heb je echt geen idee meer waar je bent, laat staan waar je naartoe gaat.

Voortbewegen in de tijd heeft iets wonderlijks zonder oriëntatie, zon­der omgeving, zonder herkenning onderweg. Deze route was compleet nieuw. Na ongeveer een uur verdwenen mijn gedachten, of be­ter gezegd, helemáál weg gaan ze nooit, maar het voelde anders dan ik gewend was. Ik nam op een gegeven moment de verkeerde afslag waarna mijn fietscomputer begon te piepen. De gedachte die in mijn geest verscheen vergeet ik nooit meer: ‘hee, ik rij verkeerd’.

Is dat een zin om nooit meer te vergeten? Niet vanwege de inhoud uiter­aard. Dit moment zal ik niet vergeten omdat deze gedachte op mijn net­vlies verscheen zoals mededelingen van de NS op een groot scherm. Het was niet mijn eigen gedachte. Het was alleen maar een gedachte. Verder niets. Een gedachte zonder persona van wie de gedachte was. Hij kwam op en verdween meteen weer. Mijn lichaam deed uit zichzelf wat nodig was: omkeren, kijken naar de fietscomputer, andere kant op fietsen, weer verkeerd, nog een keer keren, terug naar start, andere kant op en toen zat ‘ik’ goed. Ik? Fietste ik mee dan? Wie was ik? Ik zocht ‘ik’ maar kon hem niet meer vinden.

Christiaan Warger

keyboard_arrow_up