‘To be or not to be’ (op de camping)

Na een dag solo op de fiets moet ik altijd even wennen aan de wereld van alledag en bekijk ik de wereld net even anders. Vooral de gewone dingen waar je makkelijk aan voorbij gaat zijn dan even niet normaal. Na twee ritten in de heuvels was dat het campingleven op de Oosterberg.

De camping werd grotendeels bevolkt door de generatie van mijn ouders. Mensen van wie hun laatste werkdag al ver achter zich ligt, terwijl die van mij steeds dichterbij komt, maar die gelukkig nog steeds heel ver weg ligt (ik ben 50). Eigenlijk allemaal hele vriendelijke, keurige, nette mensen. De meesten van hun begroeten mij nadrukkelijk en uitgebreid, ook al is het steeds met 1 woord. Gewoon de gebruikelijke woorden. Het uitgebreide zit hem in de mate waarin de begroeter contact zoekt met de begroetene. Voor heel even is er iets heel vriendelijks uitgewisseld. Goedemiddag, goedenavond, hallo, hoi. Het maakt niet uit. De vriendelijkheid was er bijna zonder uitzondering.

Een dag later kwamen er mensen op het tentenveldje staan wiens eerste werkdag nog vers in het geheugen ligt. Ik schat in dat ze al een tijdje werken en dat de eerste carrièrestap is gemaakt. 1 stel had een hond, een ander een zoontje van 2-3. Een herkenbaar beeld. Behalve dan de hond. Die heb ik nooit gehad. Toch ligt hun leven al een tijdje achter me. Mede door de ervaringen met de oudere generaties viel het me bij deze mensen op dat ze helemaal geen contact maakten. Geen knikje, geen hallo. He-le-maal niets. De generatie die online continu ‘aan’ staat en die met jan en alleman online friends is staat offline helemaal uit!

Het bevreemd me als het jonge stel dat zijn tent naast die van mij heeft opgezet geen enkel teken geeft dat het mij heeft opgemerkt terwijl onze blikken elkaar kruisen. Ook de mama van het kleine ventje dat tegen zijn moeder zegt “ik kom nu nog niet” kijkt dwars door me heen als ik moet glimlachen om haar zoontje. Ik besta simpelweg niet.

Christiaan Warger

keyboard_arrow_up